Het zijn boeiende tijden waarin we leven. De uitdagingen waar de maatschappij mee geconfronteerdwordt zijn van lokaal tot globaal niveau omvangrijk en vaak schier onoverzichtelijk. In het licht vanklimaatverandering, grondstoffentekorten, (over)bevolking, voortbestaan van diersoorten envolksmigraties lijkt een onderzoek naar standaarden in het hoger onderwijs (of beter: ontwerpeisenvoor standaarden van de beschrijving van onderwijsaanbod in het hoger onderwijs) tamelijk ridicuul. Iser niet een beter onderwerp waar energie in gestoken kan worden, een onderwerp met meerrelevantie voor de toekomst van onze maatschappij?We hoeven maar naar het nabije verleden te kijken om te zien dat veel desastreuze ontwikkelingenvoortkwamen uit onverdraagzaamheid, onbegrip en onkunde, gevoed door ongefundeerdsuperioriteitsgevoel, afgebakend door felbevochten landsgrenzen. Uiteindelijk is de Europese Unie ineerste instantie ontstaan om te voorkomen dat de grote Europese mogendheden in de toekomst weermet elkaar op de vuist gaan. Wanneer we kijken naar onderstaand figuur, dan kunnen we zien datanno 2010 bijna alle gezworen vijanden uit het verleden (Spanje, Portugal, Italië, Duitsland, Frankrijken uiteraard ook de handelsnatie Nederland) hun nationale munt, toch wel de trots van een natie,hebben ingewisseld voor de gezamenlijke Euro. En zichtbaar is ook dat in 2010 de Europese Unie isgegroeid van een beperkte niet-aanvals zone naar een uitgebreid vrijhandelsgebied.Sinds het laatste decennium van het vorig millennium is er in Europa tamelijk geruisloos eenopmerkelijke ontwikkeling bijgekomen. De figuur toont ook het ontstaan van de EHEA: de EuropeanHigher Education Area. In 1999 is door de ministers van onderwijs van de Europese Unie de BolognaVerklaring ondertekend. Met de ondertekening van deze verklaring hebben de leden zichgecommitteerd aan het tot stand brengen van één open onderwijsruimte binnen Europa in 2010. Bijhaar initiële ontstaan in 1999 was zij al omvangrijker dan het huidige grondgebied van de EuropeseUnie of zelfs "Schengen', en nu in 2010 omvat zij 46 participerende landen, waaronder zowel dekleinste als de grootste natie ter wereld.De European Higher Education Area heeft als doel studenten in het hoger onderwijs mobiliteit tebieden. Hiermee ontstaat een gebied waarbinnen studenten hun studieloopbaan kunnen plannen datgekenmerkt wordt door pluriformiteit en veelkleurigheid. Dit kan worden gezien als een verrijking voor de individuele student, maar tegelijk ontstaat ook kennis van (en hopelijk waardering voor) andereculturen. Immers, kennis is misschien wel hét instrument tegen onverdraagzaamheid, onbegrip enonkunde, en daarmee de sleutel tot de oplossing van de mondiale problemen waar de mensheid numee worstelt.Maar hoe komt die studentenmigratie op gang? Om effectief mobiel studeren mogelijk te maken moethet hoger onderwijs een geschikte structuur bieden. Het proces dat de EHEA vormgeeft heeft hierinstrumenten voor ontwikkeld, maar ook individuele universiteiten begrijpen dat de student uit Moskouof Londen niet naar Nederland afreist om één keuzevakje te volgen. Het onderwijsprogramma isdaarom bij veel instellingen inmiddels ingericht in grote brokken (majoren en minoren), die eeneffectieve uitwisseling mogelijk maken.Daarmee is de kous echter niet af. Want hoe krijgt die student in Moskou en Londen door dat er inNederland een interessant aanbod bestaat? Dat kan alleen door het aanbod aan onderwijs op zo'nmanier te communiceren dat deze student het in Londen en Moskou ook kan begrijpen. Het zalduidelijk zijn dat dit eisen stelt aan het ontwerp van de presentatie van dat onderwijsaanbod. Daarbijkomt dat de doelstellingen, die Europa zichzelf stelt op het gebied van studentenmobiliteit in het hogeronderwijs, het onderwijsmodel fundamenteel veranderen. Het model transformeert van aanbodgerichtnaar klantgericht. Voor de ondersteuning van een transparant onderwijsaanbod bestaan echter noggeen breed geaccepteerde( ICT-)voorzieningen, die de student de juiste informatie verschaffen. Destudent wordt daardoor gehinderd in zijn keuzeproces. Er bestaan wel diverse initiatieven, maaronduidelijk is vooralsnog met welke criteria deze initiatieven te beoordelen zijn.Waar moet de beschrijving van onderwijsaanbod aan voldoen, wil de student in staat zijn te kiezen?Deze vraag vormde voor mij de aanleiding om op (onder)zoek te gaan naar ontwerpeisen te stellenaan standaarden voor de beschrijving van onderwijsaanbod.